Eerste leerjaar
Steekkaart 1N
In
deze les leren de kinderen zichzelf en voorwerpen verplaatsen volgens de
voorzetsels: op, onder, naast, links van, rechts van, voor, achter, in, tussen,
aan, tegen,… Ze leren de positie van zichzelf en voorwerpen tegenover andere
voorwerpen te bepalen en te verwoorden. Het digitaal fototoestel wordt
geïntegreerd in functie van het leren van deze leerstof. Ze krijgen ook een
‘creatieve’ fase waarin ze hun foto’s zullen kunnen presenteren aan de klas.
|
|
Steekkaart 1Ne
In
deze les wordt er vooral gehamerd op het inoefenen van een aantal reeds geziene
sleutelwoorden. De leerlingen leren die woorden gedeeltelijk herkennen (slechts
een deel van het woord is gegeven), herkennen in een reeks woorden en koppelen
aan bijpassende prentjes. Dit alles geleid door duidelijke instructies van de
klasleerkracht verankeren de kinderen de sleutelwoorden, zowel de grafemen
(geschreven woord) als de fonemen (gesproken woord).
|
|
Steekkaart 1W
In
deze les leren de jonge kinderen kennis maken met gevoelens (emoties). Ze leren
de basisemoties bij anderen herkennen en ze zelf uitbeelden. Nadien
fotograferen ze elkaars emoties en komen alle uitingen van hun gevoelens
terecht in een zelfgemaakt klavertje vier, dat in de klas uitgehangen kan
worden. Ze leren ook kennis maken met emoticons en linken deze met de aangeleerde emoties.
|
|